Er zijn twee typen lichtgevoelige cellen in het netvlies, namelijk de staafjes en de kegeltjes. De staafjes dienen vooral voor het zien bij weinig licht (’s avonds). De kegeltjes dienen vooral voor het zien bij veel licht (overdag) en voor het kleuren zien. De hond heeft voor het overgrote deel staafjes. De staafjes en kegeltjes zijn niet gelijk verdeeld over het netvlies. In het centrale gebied, vlak bij de papil (blinde vlek) liggen verhoudingsgewijs nog de meeste kegeltjes. Perifeer, aan de rand van het netvlies, liggen bijna uitsluitend staafjes. Worden de staafje of kegeltjes reeds voor de geboorte afwijkend aangelegd, dan spreek men van dysplasie. Degenereren (vervallen) zij in het latere leven, dan spreken we van atrofie.
Het normale beeld van het netvlies-vaatvlies. De centrale wit-roze vlek is de intredende oogzenuw (blinde vlek); van daaruit lopen de netvlies-bloedvaatjes naar de periferie. Alleen de vaatjes van het netvlies zijn zichtbaar. Het groenige gebied is de, achter het netvlies gelegen, reflectorlaag van het vaatvlies.
De erfelijke Progressieve Retina Atrofie (PRA) is een verzamelnaam voor een groep erfelijke netvliesdegeneraties. De eerste gevallen (van de nachtblindheidsvorm) werden gesignaleerd door Magnusson (1909) bij Gorden Setters in Zweden. Toen was echter nog niet bekend, dat het om een groep ziektes ging.
Atrofiëren de kegels eerst, dan wordt dit voorafgegaan door Pigment Epitheel Dystrofie (PED). Atrofiëren de staafjes het eerst, dan zal eerst nachtblindheid (oude benaming: gegeneraliseerde PRA) optreden.
Zijn de staafjes en de kegels beiden geheel geatrofieerd, dan is het dier geheel blind. Dit proces treedt aan beide ogen tegelijk op en verloopt beiderzijds in gelijk tempo.
De beide vormen zijn dus:
1) Pigment epitheel dystrofie of PED (oude benaming: dag-, tunnel- of centrale PRA (CPRA)
2) Nachtblindheid (oude benaming: gegeneraliseerde of perifere PRA)
PED wordt gekenmerkt door het optreden van pigmentophopingen in het pigmentepitheel van het netvlies. In een wat verder gevorderd stadium van de ziekte gaan de kegeltjes degenereren. De honden gaan hierdoor, zo tussen de leeftijd 3 tot 5 jaar, overdag duidelijk minder goed zien. Uiteindelijk worden meestal ook de staafjes aangetast en worden de meeste honden tussen de 5e en 9e levensjaar geheel blind. PED komt echter zelden voor, met uitzondering van PED bij de Briard.
PRA-nachtblindheidsvorm.
Verreweg de belangrijkste vorm van PRA is de nachtblindheids vorm; deze kan in minstens vijf typen worden onderverdeeld, maar voor de fokker of eigenaar is het onderscheiden van twee groepen het belangrijkste:
1) Snel toenemende en op jeugdige leeftijd optredende blindheid. Dit komt doordat de staafjes en eventueel ook de kegeltjes al direct verkeerd zijn aangelegd (= dysplasie), gevolgd door degeneratie (=atrofie). De nachtblindheid treedt dan al op vanaf een leeftijd van 8 tot 12 weken. De honden worden op 1-2 jarige leeftijd blind. Deze vorm is vastgesteld bijvoorbeeld bij Setters, Collies, Dashond en Noorse Elandhond (dysplasie alleen van staafjes).
2) Langzaam toenemende en op 5-10 jarige leeftijd intredende blindheid. Hierbij zijn de staafjes en kegeltjes normaal aangelegd, gevolgd door een vrij snel verlopende atrofie. Deze vorm komt voor bij de Dwergpoedel, Amerikaanse en de Engelse Cocker Spaniel (ook de Abessijnse kat) en zeer veel andere hondenrassen, waarvan nog niet nauwkeurig bekend is welke cellen het eerste afwijkend zijn of worden (hiervoor zijn proefparingen en oogsecties noodzakelijk). De nachtblindheid begint bij deze dieren op 2-5 jarige leeftijd. De dieren worden uiteindelijk geheel blind op een leeftijd van 5-10 jaar.
Erfelijke Progressieve Retina Atrofie (PRA) nachtblindheidsvorm. De blinde vlek (oogzenuuw) of papil is grauw en de netvliesvaatjes zijn vrijwel volledig verdwenen. De hond is in dit stadium geheel blind.
Wat is er aan te doen?
Er is geen therapie bekend om het proces te voorkomen, stoppen of genezen.
Erfelijkheid
PRA wordt autosomaal (niet geslachtgebonden) enkelvoudig recessief overerfd. Dat wil zeggen, dat honden met PRA (lijders) de eigenschap van de vader èn de moeder moeten hebben geërfd. Waren de ouders zelf niet blind, dan moeten zij dus op zijn minst dragers van het PRA-eigenschap zijn. In een groot nest uit een dergelijke combinatie zijn enkele pups met PRA te verwachten. Bij de verdeling “volgens het boekje” zijn in zo’n nest 25% lijders, 50% dragers en 25% vrije nakomelingen te verwachten. Heeft de vader of moeder zelf PRA, dan valt te verwachten dat 50% van de nakomelingen blind wordt en de rest van de nakomelingen dragers zijn. Deze verdeling volgens het boekje gaat overigens lang niet altijd op! Vier of vijf zoons of dochters komen in één gezin tenslotte ook voor!! Deze gemiddelde verdelingen gaan beter op bij grote aantallen.
Onderzoek
Er zijn twee methodes om PRA vast te stellen.
De eerste is vanaf de leeftijd van 18 maanden jaarlijks de ogen door een dierenarts te laten nakijken.
De tweede methode is de Optigen-prcd .
De OptiGen prcd test is een test op basis van het DNA, die ons, voor het eerst in de geschiedenis van de dierengeneeskunde, een methode aanreikt om Progressive Retinal Atrophy (PRA) bij het fokken van o.a. Engelse Cocker Spaniels te bestrijden – door middel van controle op en beheersing van het prcd gen in de genen van het ras.
Progressive retinal atrophy (PRA) wordt ook wel Progressive retinal degeneration (PRD) genoemd. Beide benamingen hebben betrekking op aandoeningen van de retina die blindheid veroorzaken. Sommige rassen kennen blindheid ten gevolge van een abnormale ontwikkeling van de retina, en dat noemen we dan een dysplasie (RD). Andere rassen kennen een traag voortslepende degeneratie of afsterving van het retinale weefsel, en dat noemen we degeneratie. Veel rassen worden geplaagd door deze twee vormen van de oogaandoening. In het algemeen zijn deze aandoeningen erfelijk, maar de aard en wijze van vererving verschillen van ras tot ras.
De sleutel naar het succesvol elimineren van autosome recessieve aandoeningen is een betrouwbare identificatie van honden die geen drager van het prcd gen zijn. Door middel van de OptiGen prcd test kan met 100% zekerheid worden vastgesteld welke honden “genetisch vrij”, “niet-drager” of “homozygoot normaal” zijn. Deze honden kunnen slechts het normale gen op al hun pups overdragen, hetgeen inhoudt dat geen van hun pups ooit het prcd gen zal ontwikkelen. Met deze “vrije” honden kan altijd worden gefokt, zelfs met honden die drager van het prcd gen zijn. (prcd = progressive rod-cone degeneration , de vorm van PRA die o.a. bij de Cocker voorkomt).
Homozygoot betekent dat beide kopieën van het gen in je hond GELIJK zijn – dus beide normaal of beide prcd. Een drager heeft één normaal en één prcd gen.
De OptiGen prcd test is een marker test in plaats van een test gebaseerd op basis van mutatie van de genen. Dit betekent dat honden worden geïdentificeerd door een “vingerafdruk” van chromosoom 9, nabij de locus van het prcd gen, en niet door localisatie van de eigenlijke prcd mutatie. Het resultaat van de test is een genotype of patroon – een soort vingerafdruk – die ons in staat stelt honden in drie groepen te verdelen: de patronen/genotypes A, B en C.
Mogelijke resultaten van de OptiGen prcd test
Patroon/Genotype* | Risicogroep | Belang voor de fokkerij | Risico ontwikkeling prcd |
A | I. Normaal (vrij) | Kan altijd mee worden gefokt | Zal nimmer prcd ontwikkelen |
B | II. Niet aangetast (drager) | Waarschijnlijk drager van prcd | Zal nimmer prcd ontwikkelen |
C | III. Hoog risico (lijder) | Waarschijnlijk homozygoot voor prcd | Zal waarschijnlijk prcd ontwikkelen |
* Dit is de uitslag van de Optigen prcd test.
Er blijven nog een aantal vraagtekens bestaan ten aanzien van het risico van het fokken met honden met het patroon/genotype B en C, maar dat verandert niets aan de waarde of betrouwbaarheid van de prcd test bij de vraag of een bepaalde hond geschikt is om mee te fokken. De meeste “B” honden zijn dragers van het prcd gen, bij slechts een klein percentage is dit niet het geval. Geen enkele “B” hond zal prcd ontwikkelen. Bij het fokken dienen “B” honden uitsluitend partners te hebben die “A” zijn bevonden. Alle “C” honden zijn lijders, zijn homozygoot voor prcd, en de meesten zullen PRA ontwikkelen. Ook deze honden dienen slechts “A” honden als partner te krijgen.
Verwachte resultaten voor de fokkerij met gebruik van de OptiGen prcd test
Ouder 1 | Ouder 2 Patroon/Genotype | ||
A | A | B | C |
A | Alle pups patroon A | 50% pups patroon A | Alle pups patroon B |
B | 50% pups patroon A | 25% pups patroon A | 50% pups patroon B |
C | Alle pups patroon B | 50% pups patroon B | Alle pups patroon C |
Deze tabel toont aan dat bij elke verantwoorde dekking ten minste één ouder het genotype A heeft. Alle andere combinaties brengen het risico met zich mee dat de pups het genotype C hebben, en het is zeer waarschijnlijk dat zij prcd zullen ontwikkelen. Volgens OptiGen kan er met zowel A, B als C honden worden gefokt en is het niet nodig – en zelfs niet wenselijk – om honden die C zijn bevonden uit de fokkerij te verwijderen. OptiGen is van mening dat in er in dit geval onderscheid moet worden gemaakt tussen pups die wel of niet voor de fokkerij zullen worden gebruikt. Wanneer ze voor de fokkerij worden gebruikt, is het van belang “A” honden in te zetten en het gebruik van “C” honden te vermijden, aldus OptiGen. Gebruikt met toch een “C” hond, bijvoorbeeld omdat er vaak jarenlang is gewerkt om HD/ED vrije honden te fokken en dat men dit goede genetische materiaal niet wil uitsluiten van de fokkerij, dan dient die een “A” hond als partner te krijgen. Vrijwel alle nakomelingen zullen dan “B” honden zijn.
Exacte resultaten van de OptiGen prcd test voor Progressive Retinal Atrophy (PRA).
De OptiGen prcd test kan op elke leeftijd plaatsvinden en de resultaten zijn zeer nauwkeurig, dat weil zeggen: de testresultaten zullen altijd hetzelfde blijven en nooit veranderen door, hoe oud de hond ook wordt. De test hoeft dus nooit te worden herhaald. Alle honden met het patroon A zijn homozygoot normaal. Dit resultaat is zeker en kan vanaf de geboorte worden bepaald. Geen enkele hond met patroon A zal ooit het prcd gen aan een pup kunnen overdragen. Geen enkele pup van een hond met patroon A kan worden aangetast door de prcd vorm van PRA; welk patroon de andere ouder ook heeft. Een pup van een patroon A ouder hoeft niet speciaal op PRA te worden getest, hij/zij kan gewoon geen prcd ontwikkelen.
Geen enkele hond met patroon A of B zal ooit PRA ontwikkelen. Dit resultaat is zeker en kan vanaf de geboorte worden bepaald. Wanneer je honden hebt die mogelijk (op basis van de geschiedenis van hun voorouders) prcd kunnen ontwikkelen, kun je door middel van de OptiGen prcd test vaststellen met welke honden je veilig kunt fokken. Heeft de hond patroon A of patroon B, dan kan hij/zij definitief geen PRA ontwikkelen en is verder onderzoek niet nodig.
Alle honden die door prcd-PRA zijn aangetast, krijgen patroon C, en alleen honden met patroon C (lijders) kunnen PRA ontwikkelen of doorgeven. Alleen bij honden met patroon C is het zinvol ze op PRA te laten onderzoeken.
Omdat de Engelse Cocker Spaniel ook andere (erfelijke) oogafwijkingen kan ontwikkelen, is het desalniettemin aan te raden de ogen van de honden, vanaf de leeftijd van anderhalf jaar, jaarlijks door een specialist te laten onderzoeken.
Mutatietest.
De prcd-PRA test is sinds juni 2005 een mutatietest. Dat betekent dat het bedrijf OptiGen in Amerika het gen heeft ontdekt wat de belangrijkste vorm van PRA (prcd-PRA) geeft.
Hoe vindt het onderzoek plaats?
Voor de prcd-PRA test kan plaatsvinden, moet de dierenarts een klein beetje bloed afnemen of met een swab wat wangslijmvlies afkrabben. Het bloed wordt in een speciaal buisje gedaan waardoor het niet kan klonteren. Het buisje wordt of rechtstreeks verstuurd naar Amerika, of naar het van Haeringen Laboratorium in Wageningen gestuurd. Die maken er een soort print van wat naar Optigen wordt verstuurd. Binnen 4 weken is de uitslag bekend en wordt per post of email verstuurd. Bij een uitslag A1 ontvangt de eigenaar een oorkonde. Prijs van deze test is ca. 125 euro, excl. BTW.
Voor de prcd-PRA test kan plaatsvinden, moet de dierenarts een klein beetje bloed afnemen. Dit bloed wordt in een speciaal buisje gedaan waardoor het niet kan klonteren. Het buisje wordt of rechtstreeks verstuurd naar Amerika, of naar het van Haeringen Laboratorium in Wageningen gestuurd. De test kan ook worden uitgevoerd met een zogenaamde swab, een borsteltje. Binnen 4 weken is de uitslag bekend en wordt per post of email verstuurd. Bij een uitslag A ontvangt de eigenaar een oorkonde.
Relevante websites:
www.vhlgenetics.com
www.optigen.com
www.antagene.com